3. Scootmobiel
Een scootmobiel wordt verstrekt als iemand nog in staat wordt geacht een beperkte afstand te lopen. Dat betekent dat de scootmobielpassagier ook in staat wordt geacht een overstap naar en van een reguliere zitplaats te maken. Vanwege de veiligheid dient de scootmobielpassagier buiten het voertuig af te stappen en – met enige hulp – het voertuig via de reguliere ingang te betreden. De scootmobiel kan mogelijk als bagage worden meegenomen, mits deze door de chauffeur goed vastgezet kan worden.
De chauffeur is verantwoordelijk voor het in- en uitrijden van een scootmobiel. De chauffeur laat de passagier daarom buiten het voertuig uitstappen en begeleidt hem/haar via de normale ingang naar een vaste zitplaats. De chauffeur duwt de scootmobiel vervolgens "op handkracht" via de lift naar binnen en zet deze vast als bagage.
Mocht de passagier niet in staat zijn de trap of opstap te nemen, dan kan ervoor gekozen worden hem of haar staand op de lift het voertuig te laten betreden. Daarbij is het een absolute voorwaarde dat de chauffeur de passagier zeer goed begeleidt. De chauffeur zorgt ervoor dat de passagier zich goed vasthoudt aan een handrail, gaat zelf mee op het platform, houdt zichzelf goed vast en biedt extra bescherming aan de passagier! Een vervoerder kan er voor kiezen een eenvoudige rolstoel ter beschikking te stellen om de passagier in het voertuig te rijden, echter dit kost veel extra tijd.
Als deze werkwijze niet mogelijk is, zal een rit geweigerd worden.