Soms werkt een ondernemer niet mee aan een cao-controle. In uiterste gevallen stappen we dan naar de rechter.  Hieronder vindt u de vonnissen van de afgelopen jaren waarbij Sociaal Fonds Mobiliteit partij was.

2024

SFM versus Us Eilaun

In het bijgaande vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden d.d. 30 juli 2024 zijn de VOF h.o.d.n. Us Eilaun en haar vennoten hoofdelijk veroordeeld tot het verrichten van looncorrecties inzake (met name) de niet verloonde tijd. 

Volgens Us Eilaun zou de systematiek van de verloonde tijd in de cao Zorgvervoer en Taxi niet kunnen worden toegepast op een bedrijf dat is gevestigd op een Waddeneiland.

De verloonde tijd in de cao wordt geborgd door het begrip standplaats zijnde de plaats waar de dienst begint en eindigt, waarbij een onderbreking op standplaats nooit hoeft te worden verloond.  Een pauze buiten standplaats is gemaximeerd op 6 met een maximale duur van 1,5 uur. 

In artikel 2.1.2.a. cao is bepaald dat een werknemer twee standplaatsen heeft zijnde het materiële vestigingsadres van de werkgever en het woonadres van de werknemer. 

Us Eilaun is voor haar personele bezetting voornamelijk afhankelijk van chauffeurs op het vaste land. Deze chauffeurs verblijven dan voor meerdere dagen op Schiermonnikoog zodat de woonplaats van de werknemer voor de berekening van de arbeidstijd niet als standplaats kan worden aangemerkt. Vanwege het ontbreken van stallingsruimte en/of andere faciliteiten kan ook het vestigingsadres volgens Us Eilaun niet als standplaats worden aangemerkt. 

De rechter is het met SFM eens dat als er geen standplaats is vastgelegd ingevolge de regeling van de meerdaagse reizen (artikel 2.1.7.f cao) het verblijfadres van de werknemers op Schiermonnikoog de plaats is waar de dienst begint en eindigt. Vanwege het ontbreken van een standplaats moet iedere onderbreking worden gezien als een onderbreking buiten standplaats zodat maximaal 6 onderbrekingen voor in totaal maximaal 1,5 uur onbetaald kan worden gelaten,  reden waarom SFM heeft gevraagd om bij de bepaling van de arbeidstijd uit te gaan van de totale diensttijd waarvan maximaal 1,5 uur als onbetaalde pauze buiten standplaats kan worden afgetrokken. Dit voor zover het onderbrekingen van tenminste 15 minuten betreft. 

 

 

SFM versus Taxi EP B.V.

In het bijgaande vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 11 april 2024 zijn zowel Taxi EP B.V. als haar bestuurder hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding aan SFM vanwege het niet volledig aanleveren van de benodigde controle documenten.

Normaliter kan alleen een vennootschap als werkgever te worden aangesproken op haar verplichtingen uit een cao. Alleen als de bestuurder persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt is ook deze aansprakelijk voor de schade als gevolg van het niet meewerken aan het verplicht gestelde cao-onderzoek van SFM. De rechter oordeelde dat dit hier het geval was.

De bestuurder moet er als verantwoordelijke voor zorgen dat de onderneming medewerking verleend aan het in een algemeen verbindend verklaarde cao (SFM) verplicht gestelde onderzoek van SFM.

Naleving van de cao is een zwaarwegende verplichting en de daarvoor benodigde gegevens moeten te allen tijde kunnen worden overgelegd. De door SFM opgevraagde administratie -waaronder de BCT- gegevens- konden vanwege een computercrash niet worden aangeleverd.

Dit behoort volgens de rechter voor risico van Taxi EP te blijven zodat zij toch werd veroordeeld tot het aanleveren van de door SFM gevraagde stukken op straffe van een dwangsom.

Ook de bestuurder kan zich niet verschuilen achter deze computercrash. Het valt de bestuurder aan te rekenen dat hij zijn administratie dusdanig kwetsbaar administreert dat hij door een computercrash zijn volledige administratie kwijt zou zijn. Taxi EP heeft de stukken ter zitting overigens verder aangevuld waaruit blijkt dat deze deels nog wel beschikbaar waren.

 

 

2023

SFM versus Reyer Travel Vervoersdiensten BV

Reyer Travel Vervoersdiensten BV is in 2022 veroordeeld tot het aanleveren van de benodigde stukken ten behoeve van de door SFM voorgenomen cao-controle.

Vanwege het grote tijdsverloop heeft SFM een controle aangekondigd over een recentere periode, waarbij wederom geen stukken zijn overgelegd.  Dit heeft geresulteerd in een nieuwe veroordeling.

Reyer Travel is in het bijgaande vonnis opnieuw veroordeeld tot het overleggen van de benodigde stukken op straffe van een dwangsom. De vennootschap alsmede de bestuurder zijn daarnaast hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding in de vorm van reputatieschade en kosten die SFM moet maken om Reyer Travel alsnog tot medewerking te bewegen. 

 

 

SFM versus Ordelman

SFM heeft zowel de werkgever X Verhuur BV (i.l.) alsmede de (in)directe bestuurders gedagvaard. 

SFM  heeft XVerhuur BV (in liquidatie) verzocht om controle-documenten aan te leveren ten behoeve van het verplicht gestelde CAO onderzoek. X Verhuur BV  heeft hier slechts ten dele aan voldaan waarna de vennootschap is ontbonden (wegens gebrek aan baten) en zich uitgeschreven uit het handelsregister. De rechter is het met SFM eens dat Ordelman hiermee niet ontkomt aan haar verplichting om medewerking te verlenen aan het CAO onderzoek. 

Ordelman is namelijk ten onrechte middels turboliquidatie(= zonder vereffening) beëindigd. Turboliquidatie mag namelijk alleen als er geen baten meer zijn zodat er niets onder de schuldeisers is te verdelen. Dat is hier niet het geval. SFM heeft de (in)directe bestuurders namelijk ook in rechte betrokken vanwege hun weigerachtige houding om medewerking te verlenen aan het CAO onderzoek waardoor de forfaitaire schadevergoeding is opgelopen. De bestuurders die het beleid bepalen hebben daarmee bewerkstelligd dat de forfaitaire schadevergoeding onnodig is opgelopen waardoor sprake is van onbehoorlijk bestuur. 

Op die titel kan Ordelman Verhuur BV de jegens SFM toegewezen forfaitaire schadevergoeding proberen te verhalen op haar (in) directe bestuurders. Deze vordering is gespiegeld aan de vordering van SFM en behoort tot de baten van Ordelman Verhuur BV. Dit leidt ertoe dat Ordelman Verhuur BV ingevolge artikel 2:19 lid 5 jo artikel 2:23c BW is blijven voortbestaan voor zover dit voor de vereffening noodzakelijk is.

Dit vonnis levert bruikbare jurisprudentie op in de handhavingspraktijk omdat het vaker voorkomt dat een werkgever middels een uitschrijving uit het handelsregister tracht te ontkomen aan zijn verplichting om de CAO na te leven. 

 

 

2020

SFM versus Taxinet Service en Personenvervoer

Taxinet Service en Personenvervoer (hierna: 'Taxinet) heeft ondanks de aanzegging van een forfaitaire schadevergoeding c.q. contractuele boete ingevolgde de (fonds) cao verzuimd om de door de Stichting Sociaal Fonds Taxi (tegenwoordig: Sociaal Fonds Mobiliteit)  opgevraagde controledocumenten in het kader van een voorgenomen cao onderzoek te verstrekken. Taxinet heeft telkens wisselende redenen aangevoerd waarom de controledocumenten niet zijn verstrekt. Zo zou de administratie uit zijn voertuig zijn gestolen waar SFT pas 3,5 maand later van op de hoogte is gesteld. Dit laat onverlet dat de meeste stukken zoals de bestanden uit de boordcomputer, pensioenstukken etc. ook digitaal kunnen worden aangeleverd. Taxinet zou deze stukken wel op de post hebben gedaan maar deze zouden niet zijn aangekomen. De kantonrechter prikt hier doorheen en heeft Taxinet in eerste aanleg onder meer veroordeeld tot een forfaitaire schadevergoeding van € 9.625,- uitgaande van een periode van verzuim vanaf 6 juni 2016 tot 27 november 2017, zijnde 77 weken x € 125,-. De kantonrechter heeft het beroep van Taxinet om de boete te matigen afgewezen. Dit vanwege het grote tijdsverloop.

Taxinet is vervolgens in hoger beroep gegaan waarna het hof het bedrag met enkele honderden euro's naar beneden bijstelt omdat de eerste in gebreke stelling van SFT naar het oude vestigingsadres was gestuurd. Juridisch interessant is de overweging van het hof dat ook zij vindt dat de forfaitaire schadevergoeding niet (verder) hoeft te worden gematigd. Taxinet heeft hiervoor drie argumenten aangevoerd:

  1. de onderneming is verliesgevend;
  2. SFT heeft geen inzicht gegeven in de geleden schade; 
  3. het boetebeding niet zelf is overeengekomen maar hier middels een cao aan is gebonden.

Dit laatste argument ontleent Taxinet aan het arrest van hetzelfde hof van 15 juli 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:5666) inzake SFM versus Sneltaxi onder r.o. 11 waarin wordt overwogen dat:
'Het hof is van oordeel dat er in dit geval reden is voor matiging, mede gelet op de wijze waarop [appellante] aan het beding is gebonden: zij is niet zelf de gefixeerde boete overeengekomen, maar moet het boetebeding tegen zich laten gelden als gevolg van de algemeen verbindend verklaarde CAO.'. 

SFT heeft hier succesvol tegen geageerd. In r.o. 2.6 van het eindarrest overweegt het hof als volgt. 
Bij haar memorie van antwoord heeft SFT terecht aangevoerd dat de forfaitaire schadevergoeding een meervoudige strekking heeft en in dit geval dient als prikkel voor de nakoming en ter dekking van materiële en immateriële schade zoals bedoeld in artikel 15 en 16 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst wegens schending van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao en ter dekking van de kosten van het toezicht. 
Ook het betoog van SFT dat de wijze, waarop Sneltaxi gebonden is aan het boetebeding, geen reden is om het boetebeding te matigen, wordt door het hof, gelet op de aard van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een cao onderschreven. 


Uit de laatste zin blijkt dat het(zelfde) hof is teruggekomen op haar eerdere standpunt inzake Sneltaxi waarbij de cao binding wel een reden was voor matiging wat volstrekt in strijd is met het cao recht dat juist van een hogere orde is dan het individuele arbeidsrecht. Met deze uitspraak is de precedentwerking van het arrest inzake Sneltaxi van de baan.

Downloads:

 

 

2019

SFM versus AAA Voordeel Taxi B.V.

In dit vonnis van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 1 augustus 2019 is AAA Voordeel Taxi BV veroordeeld tot het overleggen van de benodigde controledocumenten op straffe van een dwangsom. Dit vanwege de gefragmenteerde wijze waarop de stukken zijn aangeleverd waaruit blijkt dat de werkgever niet erg bereidwillig is om de controledocumenten te overleggen. 

Daarnaast zijn de (indirecte) bestuurders hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van een forfaitaire schadevergoeding. In dat kader treft hen een ernstig verwijt door als bestuurder te bewerkstelligen dat de vennootschap haar wettelijke verplichting niet nakomt door niet met de stukken over de brug te komen terwijl ze hier op  basis van een ge'AVV'de cao SFM wel toe verplicht is. 

De werkgever kan zich daarbij niet verschuilen achter de gebrekkige administratie van het door haar ingeschakelde detacheringsbureau (Cervo). 

De werkgever heeft Cervo in vrijwaring opgeroepen dat wil zeggen dat Cervo door de vennootschap in de rechtszaak ik betrokken met de bedoeling dat bij een veroordeling van de werkgever deze de schade direct op Cervo kan verhalen. 

 

 

SFM versus Taxi Rijnland B.V.

In het bijgaande vonnis van de kantonrechter te Leiden d.d. 8 mei 2019 is de vennootschap veroordeeld tot het overleggen van de ontbrekende controledocumenten ten behoeve van een voorgenomen cao-controle door SFM. Dit op straffe van een dwangsom.

Bestuurders hoofdelijk veroordeeld

Daarnaast is zowel de vennootschap alsmede de (indirecte) bestuurders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van onder meer een schadevergoeding aan SFM vanwege het niet naleven van de cao. Het uitblijven van de stukken en de daaruit voortvloeiende schade wordt namelijk niet alleen toegerekend aan de vennootschap maar eveneens aan de (indirecte) bestuurders die hiervoor een ernstig verwijt  worden gemaakt op grond van een onrechtmatige daad. Dit geldt te meer daar de indirecte bestuurder eerder in 2011 op vordering van SFM op gelijke wijze is veroordeeld betreffende de cao-naleving van zijn eenmanszaak. 

Het ontbinden van de rechtspersoon bestuurder kan niet voorkomen dat deze toch hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het uitblijven van medewerking aan het SFM onderzoek.

 

 

SFM versus Buzzcompany B.V.

SFM heeft Buzzcompany B.V. c.s. verzocht om stukken aan te leveren ten behoeve van een cao controle. Dit betreft stukken het inzichtelijk maken van de door de werknemers opgebouwde ervaringsjaren, looncorrectiestukken en pensioenstukken.

Ervaringsjaren

De looninschaling van een chauffeur is afhankelijk van de opgebouwde ervaring in de taxibranche. Ter controle van de looninschaling heeft SFM bij een werknemer die op de begintrede is ingeschaald, gevraagd zijn  chauffeurspas te overleggen ter indicatie van de opgebouwde ervaring. Op basis van de afgiftedatum van deze chauffeurspas vermoedt SFM dat deze werknemer voor zijn dienstverband reeds ervaring had opgebouwd en mogelijk te laag is ingeschaald. Buzzcompany BV c.s. heeft erkend dat de werknemer eerder ervaring heeft opgebouwd maar dit zou gaan om hele korte dienstverbanden. De rechter vond de afgiftedatum van de chauffeurspas onvoldoende voor het tegendeel, temeer daar het ingevolge artikel 3.1.3. cao taxivervoer aan de werknemer is om zijn ervaringsjaren te bewijzen.

Looncorrecties

Buzzcompany BV c.s.  heeft verschillende redenen aangehaald om de gevraagde looncorrecties achterwege te laten. Dit betreft onder meer een trede onthouding vanwege verkeersovertreding het niet uitbetalen van een deel van de arbeidstijd omdat dit privéritten zouden zijn en het inhouden van een gefixeerde schadevergoeding vanwege het niet in acht nemen van de opzegtermijn door de werknemer. Aangezien Buzzcompany hier onvoldoende bewijs voor heeft aangeleverd dient de uitbetaling van de door SFM opgelegde looncorrectie alsnog inzichtelijk te worden gemaakt.

Pensioenstukken

De vordering van SFM tot het overleggen van stukken ter onderbouwing van de juiste pensioenaanmelding van de werknemers van Buzzcompany B.V. c.s. wordt niet betwist en als zodanig toegewezen. 

Privacy

Volgens Buzzcompany BV c.s.  zou SFM in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet gerechtigd zijn om persoonsgegevens van werknemers op te vragen. Dit verweer houdt geen stand omdat SFM op basis van een algemeen verbindend verklaarde cao SFM -zijnde een wet in materiële zin- toezicht moet houden op de naleving van de cao Taxivervoer. SFM heeft aldus een wettelijke grond om persoonsgegevens van werknemers op te vragen. SFM hoeft hiervoor ook geen verwerkingsovereenkomst met de werkgever af te sluiten. Buzzcompany verwerkt deze gegevens immers niet in opdracht van SFM, maar heeft deze gegevens onder zich in het kader van zijn werkgeverschap.

Forfaitaire schadevergoeding

Vanwege het uitblijven van de stukken is Buzzcompany een contractuele boete verbeurd aan SFM. Deze wordt met 20% gematigd omdat Buzzcompany voldoende heeft gesteld over de ervaring van één van haar werknemers.

Bestuurdersaansprakelijkheid

SFM heeft zowel Buzzcompany als haar bestuurder aansprakelijk gehouden voor de schade als gevolg van het uitblijven van de looncorrecties. In principe is alleen Buzzcompany BV hiervoor verantwoordelijk maar als de bestuurders een persoonlijk voldoende ernstig verwijt treffen zijn ook zij aansprakelijk. In lijn met een eerdere uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 12 juni 2018 (SFM versus Rozenburg) oordeelt de rechter dat de (indirecte) (rechtspersoon) bestuurders per definitie een ernstig persoonlijk verwijt treffen met betrekking tot het uitblijven van de stukken omdat zij in de positie verkeren om te bepalen of deze al dan niet worden overgelegd. Zodoende worden naast Buzzcompany ook de (indirecte) (rechtspersoon) bestuurders veroordeeld tot het betalen van (80% van) de door SFM opgelegde boete.

 

 

2018

SFM versus Taxi Itax

In het bijgaande vonnis van de kantonrechter te Arnhem d.d. 22 augustus 2018 worden de vorderingen van SFM betreffende het alsnog verlonen van de wachttijd, de nabetaling van de feestdagencompensatie en de 10% boete over de te laat betaalde vakantietoeslag toegewezen. De rechter passeert de stelling van de werkgever dat de wachttijd als onbetaalde pauze moet worden aangemerkt. In deze zaak ging het met name om de discussie betreffende de bepaling van de arbeidstijd.

De cao maakt onderscheid tussen diensttijd en arbeidstijd. De diensttijd is de tijd gelegen tussen de aanvang van de dienst en het tijdstip waarop de dienst eindigt gelijk aan de in- en uitlogtijden van de boordcomputer. De arbeidstijd bestaat uit diensttijd minus (A) de pauzes en (B) eventuele tijdvakken waarin de werknemer niet (op afroep)ter beschikking staat m.u.v. op afroep beschikbaar staan op het woonadres.  Pauzes zijn de tijdvakken van een dienst dat de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van zijn werk.  Pauzes zijn begrensd naar aantal (4) en duur voor zover het pauzes buiten standplaats betreffen afhankelijk van de diensttijd (4,5 uur en 10,5 uur = maximaal 30 minuten pauze en 4,5 en 10,5 uur = maximaal 60 minuten.  

De werkgever stelt dat de werknemers tijdens de wachttijd tussen de ritten op afroep beschikbaar zijn en verder geen enkele verplichting hebben ten aanzien van hun werkzaamheden omdat ze hun tijd vrij kunnen besteden,, zodat deze tijd als onbetaalde pauze moet worden aangemerkt. Dit voor zover het onderbrekingen zijn langer dan 15 minuten. De kantonrechter gaat hier niet in mee omdat  de werknemers tussen de ritten op afroep beschikbaar zijn zodat deze tijd in beginsel als arbeidstijd heeft te gelden ((op (afroep) ter beschikking niet zijnde het woonadres (zie hiervoor onder (B)).

De vraag of de werknemers  verplicht zijn om bij hun voertuig te blijven dan wel dat ze vrij zijn om in de stad te lopen, kan volgens de kantonrechter in het midden blijven omdat niet is gesteld dat de werknemers tussendoor naar huis gaan. Weliswaar kan van de werknemer worden verwacht dat hij zoveel mogelijk tijdens zijn wachttijd pauze opneemt maar dit is begrensd door het maximaal aantal pauzes (4) en pauzeduur (dit laatste voor zover het pauze buiten standplaats betreft).  

De vraag is of de werkgever onder de nabetaling zou zijn uitgekomen als hij zou hebben gesteld dat de werknemer wel naar huis zou zijn gegaan. Tijdens de procedure is namelijk door SFM gesteld dat de werknemers verplicht zijn om in de buurt te blijven van hun voertuig omdat ze rijden vanaf een drukke standplaats -in de buurt van horecagelegenheden aan het Willemsplein- waarbij de taxivoertuigen in een lange rij staan opgesteld en steeds verplaats moet worden als een taxi vooraan in de rij met een passagier wegrijdt. De werkgever heeft dit betwist en heeft aangegeven dat de chauffeurs in de stad lopen om passagiers te werven. Ook dit valt onder arbeidstijd omdat de werknemer ter beschikking staat van de werkgever betreffende het ronselen van passagiers. Dit zou anders zijn als de werknemers hun ritten zouden doorkrijgen via een centrale en in de tussentijd kunnen gaan en staan waar ze willen, of dat nou thuis is of elders.

De door SFM opgelegde nabetaling inzake het alsnog verlonen van de arbeidstijd wordt aldus toegewezen. Hetzelfde geldt voor de 10% boete over de te laat betaalde vakantietoeslag en de feestdagencompensatie. De kantonrechter overweegt dat het aan de werkgever is om door een inzichtelijke en deugdelijke administratie aan te tonen dat hij de bepalingen van de CAO Taxivervoer naleeft. In dat kader geldt een omgekeerde bewijslast.

 

 

SFM versus Vervoersteam Nederland B.V.

De ondernemings-cao Vervoersteam moet wijken voor de ge’AVV’de cao Taxivervoer

Sociaal Fonds Mobiliteit (SFM) heeft bij Vervoersteam Nederland B.V. (hierna: ‘Vervoersteam’) een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de cao Taxivervoer en de cao SFM waarbij onvoldoende medewerking is verleend. Het Vervoersteam heeft ondanks een ingebrekestelling en onder aanzegging van een forfaitaire schadevergoeding vastgehouden aan haar eigen ondernemings-cao zijnde ‘CAO Vervoersteam’ die op onderdelen afwijkt van de algemeen verbindend verklaarde cao Taxivervoer,

Vanwege het uitblijven van de door SFM opgelegde looncorrecties is een forfaitaire schadevergoeding opgelegd. SFM houdt Vervoersteam alsmede haar (indirecte) bestuurders en feitelijk bestuurder verantwoordelijk voor het onbetaald blijven van de forfaitaire schadevergoeding. Vervoersteam heeft
haar aansprakelijkheid in een procedure voor de kantonrechter betwist.

Partijen hebben ter beëindiging van die procedure een regeling getroffen waarbij Vervoersteam erkent dat niet haar eigen cao maar de cao taxi van toepassing is.

 

 

SFM versus Noot Services B.V en Haagse Taxi Personeel Service B.V.

Sociaal Fonds Mobiliteit in het gelijk gesteld over eenmalige uitkering

Sociaal Fonds Mobiliteit procedeert regelmatig tegen taxibedrijven die zich niet aan de cao houden. Zo voorkomt Sociaal Fonds Mobiliteit concurrentievervalsing op arbeidsvoorwaarden. Het kan soms lang duren voordat de rechter beslist, maar gelukkig heeft Sociaal Fonds Mobiliteit een lange adem.

Onderzoek

Zo begon Sociaal Fonds Mobiliteit reeds in 2016 met een onderzoek bij twee (tot hetzelfde concern behorende) taxibedrijven Noot Services B.V en Haagse Taxi Personeel Service B.V.  Tijdens de onderzoeken werden meerdere overtredingen van de cao geconstateerd. Zo was de looninschaling te laag, het ziekenheld onjuist vastgesteld en was een eenmalige uitkering van 2015 (alleen bij de Haagse Taxi Personeel Service) niet aan de werknemers uitbetaald. Sociaal Fonds Mobiliteit vroeg de rechter om alle afwijkingen met terugwerkende kracht (+10%) te corrigeren, zodat de werknemers zouden krijgen waar ze recht op hadden. Twee jaar na de start van het onderzoek, op 25 juli 2018, deed de rechter uitspraak.

Oordeel rechter

De rechter oordeelt dat de eenmalige uitkering van 2015 alsnog moet worden nabetaald. Het maakt hierbij niet uit dat de ene onderneming pas in februari 2015 is opgericht, het gehele bedrag dient te worden nabetaald zonder enig onderscheid. Ten aanzien van de overige nabetalingen konden de taxibedrijven niet aantonen dat zij dit op juiste wijze hadden voldaan. De gevraagde nabetalingen moeten alsnog geschieden richting de betrokken werknemers.

Forfaitaire schadevergoeding

Sociaal Fonds Mobiliteit heeft tevens een forfaitaire schadevergoeding gevorderd. In het controlereglement is bepaald dat dit al verschuldigd is ‘door het enkele feit’ dat de taxibedrijven niet de gevraagde gegevens overlegden tijdens het cao-onderzoek. De forfaitaire schadevergoeding vormt in dat kader een prikkel tot nakoming. De rechter ziet geen enkele aanleiding om de door Sociaal Fonds Mobiliteit gevorderde forfaitaire schadevergoeding te matigen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is een matiging alleen aan de orde indien dat tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Dat was in casu helemaal niet het geval. De forfaitaire schadevergoeding komt immers tot stand op een manier die is vastgesteld door cao-partijen. De berekening is objectief. Bovendien heeft Sociaal Fonds Mobiliteit de schadevergoeding zelf al gematigd.

Goed nieuws dus voor de werknemers van desbetreffende taxibedrijven! Alle vorderingen van Sociaal Fonds Mobiliteit zijn integraal toegewezen en zij kunnen in de komende periode een nabetaling verwachten.

 

 

SFM versus Taxi Fila B.V.

Op 12 juni 2018 is opnieuw een overwinning behaald inzake bestuurdersaansprakelijkheid. Het (inmiddels gefailleerde) taxi- en busbedrijf Taxi Fila heeft Sociaal Fonds Mobiliteit en FSO (zijnde het equivalent in het Besloten Busvervoer) lange tijd aan het lijntje gehouden en geweigerd om mee te werken aan verplichte cao onderzoeken. Deze verplichting vloeide voort uit de algemeen verbindend verklaarde cao Taxivervoer en de cao voor het Besloten Busvervoer. Daarnaast waren ook verplichte premiebijdragen aan SFM en FSO onbetaald gelaten.

Persoonlijk ernstig verwijt

Het bewerkstelligen dat de vennootschap niet meewerkt aan verplicht gesteld onderzoek, levert in de onderhavige situatie een persoonlijk ernstig verwijt op jegens zowel de directe bestuurders, alsmede jegens de indirecte bestuurders, waaronder de feitelijk bestuurder. Dit heeft tot gevolg dat de (in)directe bestuurders hoofdelijk zijn veroordeeld tot het betalen van de daaruit voortvloeiende forfaitaire schadevergoeding aan SFM en FSO.

Hoofdelijk aansprakelijk

Ook als de ernstige verwijtbaarheid niet was komen vast te staan, dan nog waren de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor het onbetaald laten van de forfaitaire schadevergoeding en de premiebijdragen aan SFM en FSO vanwege een misleidende voorstelling van zaken conform artikel 2:249 BW.

 

 

SFM versus Taxibedrijf

In het bijgaande vonnis van de kantonrechter te Den Haag d.d. 4 april 2018 worden de vorderingen van SFM integraal toegewezen.

Gedaagde heeft onder meer aangevoerd dat hij niet bekend was met alle bankgegevens van zijn werknemers zodat de betalingsbewijzen van de door SFM opgelegde looncorrecties (nog) niet konden worden overgelegd. Dit verweer is door de rechter verworpen omdat hij immers ruimschoots de tijd heeft gehad om dit te achterhalen, zodat hij zich hier niet achter kan verschuilen.

SFM versus Taxibedrijf

In het bijgaande vonnis van de kantonrechter te Tilburg d.d. 4 april 2018 worden de vorderingen van SFM integraal toegewezen. Daarbij wordt voorbijgegaan aan het verzoek van gedaagden om de forfaitaire schadevergoeding te matigen.

SFM versus Taxibedrijf

In het onderhavige vonnis van de kantonrechter te Assen d.d. 23 januari 2018 wordt een taxiondernemer (VOF) veroordeeld tot het betalen van een forfaitaire schadevergoeding vanwege haar weigering om de door SFM opgelegde looncorrecties te verrichten. De rechter is voorbijgegaan aan de drie verweren van gedaagden.

Het eerste verweer dat zij een startende onderneming was en niet geheel op de hoogte was van de geldende regelingen, kan haar niet baten. Het tweede verweer dat gedaagde de dupe zou zijn van de onkunde van het oude administratiekantoor behoort ingevolge artikel 6:76 BW voor haar risico te blijven. Het derde verweer dat het personeel debet is aan de gebrekkige arbeidstijdadministratie wordt om dezelfde reden gepasseerd.

De rechter overweegt in dat kader dat gedaagden als werkgever de taak hebben om erop toe te zien dat de registratie op een correctie wijze plaats vindt en deze registratie goed wordt bewaard. De rechter is het met SFM eens dat de boordcomputer (BCT) en de rittenstaten leidend moeten zijn voor de arbeidstijdadministratie en de daaruit voortvloeiende nabetaling. De stelling dat het personeel zou hebben aangegeven wel het juiste loon te hebben ontvangen doet hier niet aan af. Dit met een verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad inzake Blue Taxi. 

De kantonrechter is het met SFM eens dat er geen reden is voor matiging van de forfaitaire schadevergoeding. De blote stelling van gedaagde dat een integrale toewijzing het einde van haar bedrijf zou betekenen, is in dat kader te mager.

2017

SFM versus Personenvervoer Boxmeer (SPB)

Sociaal Fonds Mobiliteit (SFM) is in hoger beroep in het gelijk gesteld. De kantonrechter stelde in eerste aanleg vast dat de Stichting Personenvervoer Boxmeer (SPB) in de controleperiode geen personeel in dienst had zodat SFM geen aanspraak kan maken op een forfaitaire schadevergoeding. Het hof was het hier niet mee eens.

SFM heeft Stichting Personenvervoer Boxmeer (SPB) verzocht om controledocumenten aan te leveren ten behoeve van een onderzoek naar de naleving van de cao Taxivervoer door de taxionderneming SPB. SPB heeft hier geen gehoor aan gegeven en pas lopende de gerechtelijke procedure voor het eerst gereageerd met de mededeling dat er gedurende de controleperiode geen personeel werkzaam was. De kantonrechter stelde in eerste aanleg vast dat SPB in de controleperiode geen personeel in dienst had. Hierdoor kon SFM geen aanspraak kan maken op een forfaitaire schadevergoeding.

Hoger beroep

In hoger beroep oordeelde het hof echter, dat SFM op basis van de vier vergunningsbewijzen, het overzicht van het pensioenfonds en de door SPB verstrekte verzamelloonstaat voldoende aanleiding had om aan te nemen dat er door het personeel in de controleperiode wel werkzaamheden waren verricht. SFM kon volgens het hof dus wel met recht overlegging van nadere gegevens vragen. Het stilzitten van SPB wordt alsnog gesanctioneerd door de toewijzing van de door SFM gevorderde forfaitaire schadevergoeding. Het verzoek van SPB om de forfaitaire schadevergoeding te matigen werd door het hof afgewezen. 

 

SFM versus Blue Taxi - Uitspraak Hoge Raad

Hoge Raad geeft SFM gelijk 

Op 6 januari 2017 heeft de Hoge Raad beslist in een langlopend geschil tussen SFM, het CAO- controleorgaan in de taxibranche, en taxionderneming Blue Taxi. Hierbij is geoordeeld dat een vaststellingsovereenkomst (VSO) tussen een werkgever en werknemer, die in strijd met de cao is, niet aan een cao-controleorgaan kan worden tegengeworpen. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de uitleg van SFM betreffende de pauzeregeling en de definiëring van de standplaats in de cao Taxivervoer juist is.

Kwestie

Blue Taxi werd door SFM aangesproken op het feit dat zij de pauzeregeling in de cao Taxivervoer niet goed interpreteerde. Er werd door de taxionderneming onder de noemer ‘pauze’ namelijk geen wachttijd doorbetaald aan de chauffeurs. De chauffeurs hadden hierdoor nog bijna de helft van hun salaris tegoed. Blue Taxi gaf aan dat geen sprake was van betaalde wachttijd, maar van onbetaalde pauzes. De chauffeurs zouden immers een grote mate van vrijheid hebben bij het indelen van hun diensten en zelf beslissen waar en wanneer ze een pauze opnamen.

SFM hield vast aan haar standpunt inzake de pauzeregeling buiten standplaats. Blue Taxi wilde dit omzeilen door de definiëring van het begrip standplaats te verruimen. SFM hield vast aan de bestaande interpretatie van de pauzeregeling en de definiëring van het begrip standplaats. Blue Taxi kwam vervolgens met haar (ex)werknemers in een VSO overeen dat zij afstand zouden doen van hun eventuele (loon)vordering voor het geval SFM gelijk had.

Oordeel

Het Hof én de Hoge Raad hebben hier een stokje voor gestoken. Beide instanties oordelen dat de afspraken tussen Blue Taxi en de (ex)werknemers niet aan SFM kunnen worden tegengeworpen. Ook werd vastgesteld dat de cao-interpretatie van SFM de juiste was. 

2016

Connexxion Taxi Service versus ZCN/BIOS c.s.

Uitspraak gerechtshof; OPOV-regeling tóch van toepassing bij overgang Regiotaxi Waterweg

In het arrest van dinsdag 18 oktober 2016 inzake Connexxion Taxi Service versus ZCN/BIOS c.s. heeft het Hof Den Haag in kort geding (spoedappel) anders geoordeeld dan de kantonrechter. De overgang van Regiotaxi Waterweg van ZCN/BIOS c.s. naar Connexxion kan niet worden gekwalificeerd als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW.

Dit betekent dat de OPOV-regeling van toepassing blijft en dat niet alle werknemers overgaan en aan het werk gaan bij de nieuwe vervoerder. Volgens deze OPOV-regeling, die onderdeel uitmaakt van de cao Taxi, moet aan 75% van het betrokken personeel door de nieuwe vervoerder een baanaanbod worden gedaan. Dit arrest onderstreept het belang van de OPOV-regeling.

SFM versus Personenvervoer Wolters

In dit arrest bevestigt het Hof Arnhem-Leeuwarden, in lijn met uitspraken van andere hoven, dat een forfaitaire schadevergoeding (boetebeding) geen vervangende schadevergoeding is en kan bestaan naast een vordering tot nakoming van de verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken.

De boete heeft een meerduidige strekking namelijk;

  1. doordat deze wekelijks oploopt wordt het een steeds sterkere prikkel tot nakoming van de informatieplicht,
  2. daarnaast dient de boete ter dekking van de onderzoekskosten en
  3. ter compensatie van de reputatieschade van CAO-partijen doordat de CAO niet wordt nageleefd.

Het Hof verwerpt het beroep op matiging, omdat niet gezegd kan worden dat toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt (toetsingscriterium van de Hoge Raad). Het argument van Personenvervoer Wolters, dat bleek dat er slechts een geringe correctie nodig was toen ze uiteindelijk wel de gevraagde controledocumenten had aangeleverd, doet hier niet aan af.

2015

SFM versus Blue Taxi

Een verklaring waarbij een werknemer vrijwillig afstand doet van zijn CAO-rechten kan niet aan SFM worden tegengeworpen. Blue Taxi moet de wachttijden alsnog doorbetalen.

In deze zaak heeft SFM bij een CAO controle vastgesteld dat Blue Taxi de wachttijden tussen de ritten onbetaald laat. Dit is in strijd met de CAO waarin is bepaald dat wachttijd buiten standplaats als arbeidstijd moet worden aangemerkt. SFM heeft gevraagd om deze tijd alsnog door te betalen.

Vaststellingsovereenkomst

Blue Taxi heeft tevergeefs getracht om onder de opgelegde nabetaling uit te komen door zich te verschuilen achter de afstandsverklaringen van de werknemers. Deze afstandsverklaringen hebben het karakter van een vaststellingsovereenkomst waarmee Blue Taxi met medewerking van zijn personeel heeft getracht om een einde te maken aan het geschil met SFM.

De kantonrechter ging hierin mee en vond het geen probleem dat hiermee in strijd wordt gehandeld met dwingendrechtelijke bepalingen van een algemeen verbindend verklaarde cao. Dit vanwege de aard van een vaststellingsovereenkomst die bedoeld is om een einde te maken aan een geschil, ook als achteraf blijkt dat daarmee dwingendrechtelijke bepalingen opzij worden gezet. De kantonrechter vindt de discussie omtrent de juiste toepassing van de arbeidstijdbepaling derhalve niet meer relevant.

Het Hof is het met SFM eens dat een vaststellingsovereenkomst alleen dan in strijd mag komen met dwingend recht indien deze strekt ter beëindiging van een reeds bestaand geschil. Het is dus niet mogelijk om dwingendrechtelijke bepalingen op voorhand uit te sluiten.

In de onderhavige zaak hadden de vaststellingsovereenkomsten niet de strekking om een einde te maken aan een bestaand geschil tussen de werkgever en de werknemer, maar juist ter voorkoming van een toekomstig geschil in het geval het standpunt van SFM omtrent de pauzeregeling juist zou zijn. Door het op voorhand uitsluiten van dwingendrechtelijke bepalingen wordt het dwingende karakter op een ontoelaatbare wijze ondermijnd.

Daar komt bij dat SFM een eigen belang heeft bij de handhaving van de cao en bovendien bevoegd is om namens cao-partijen een forfaitaire schadevergoeding te vorderen op grond van artikel 15 Wet Cao jo artikel 3 wet AVV.

Pauzeregeling

Het Hof gaat vervolgens wel inhoudelijk in op de beoordeling van de arbeidstijdbepaling in samenhang met de pauzeregeling. Deze bepaling is regelmatig een bron van discussie omdat juist op dit punt verschil kan worden gemaakt in de loonkosten.

SFM stelt dat Blue Taxi de arbeidstijdbepaling onjuist toepast omdat alleen rijtijden worden doorbetaald en wachttijden buiten standplaats als onbetaalde pauzes worden aangemerkt. In dat kader moet de (betaalde) wachttijd waarbij de werknemer ter beschikking staat van de werkgever, worden onderscheiden van (onbetaalde) pauzes waarbij de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van zijn werk. Daarnaast dienen pauzes op standplaats te worden onderscheiden van pauzes buiten standplaats omdat de onbetaalde pauzeaftrek bij de laatste categorie is gelimiteerd.

SFM legt standplaats uit als de thuisbasis van de werknemer zijnde het vestigingsadres van het bedrijf of het thuisadres van de chauffeur als deze de taxivoertuigen mee naar huis nemen. Het Hof is het niet eens met de interpretatie van Blue taxi die standplaats uitlegt als iedere willekeurige plek die door de chauffeurs als een soort thuisbasis wordt ervaren. Dit is in strijd met de beschermingsgedachte die aan het pauzebegrip ten grondslag ligt d.w.z. dat er geen ongelimiteerde pauzetijd buiten standplaats van de arbeidstijd kan worden afgetrokken.

Ook het verweer van Blue Taxi dat de chauffeurs zelf beslissen wanneer ze pauze opnemen slaagt niet. Het hof overweegt dat nu uit de arbeidstijdadministratie van Blue Taxi blijkt dat alleen rijtijd wordt doorbetaald het in de rede ligt dat de pauzeregeling wordt overtreden. Het doet niet ter zake of de chauffeurs vanaf de taxistandplaats Rotterdam CS dan wel via de centrale rijden. In het laatste geval dienen de chauffeurs zich namelijk ook beschikbaar te houden voor een oproep van de centrale zodat ook dan sprake is van doorbetaalde wachttijd. 

Conclusie

Het Hof komt tot de conclusie dat Blue Taxi gehoor had moeten geven aan de vordering van SFM tot het alsnog verlonen van de niet doorbetaalde wachttijd. Derhalve wordt ook de gevorderde forfaitaire schadevergoeding die vanwege het uitblijven van de stukken door SFM is verhoogd naar ruim € 12.000,- toegewezen.

SFM versus de bestuurder van Starreizen B.V.

Deze zaak laat zien dat een taxibedrijf niet aan een SFM controle kan ontkomen door zich simpelweg uit te schrijven uit het handelsregister. De bestuurder werd daarop persoonlijk aansprakelijk gesteld.

SFM heeft medio 2011 bij de voormalige besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Starreizen B.V. een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de cao Taxivervoer. XXX is sinds 1 januari 2010 bestuurder van Starreizen. De vennootschap is per 31 maart 2012 ontbonden en per 2 april 2012 stilletjes uitgeschreven uit het Handelsregister.

Persoonlijk aansprakelijk

Starreizen weigerde om de door SFM vastgestelde cao-overtredingen te corrigeren en pas na herhaalde sommatie per brief d.d. 5 maart 2012 werd voor het eerst gereageerd waarbij de vorderingen van SFM van de hand werden gewezen. De vennootschap is kort daarna op 31 maart 2012 ontbonden waarna de voormalig bestuurder in persoon door SFM aansprakelijk is gesteld op de voet van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

Bij bestuurdersaansprakelijkheid wordt de bestuurder persoonlijk verantwoordelijk gehouden voor zijn handelingen. Hiervoor is een onbehoorlijke taakvervulling niet voldoende. Bestuurdersaansprakelijkheid wordt alleen aangenomen als de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt in die zin dat een redelijk handelend en ervaren bestuurder onder dezelfde omstandigheden van die beslissing had afgezien. Daarbij moeten volgens de Hoge Raad alle omstandigheden van het geval worden betrokken.

Ernstig verwijt

De kantonrechter is met SFM van mening dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat hij willens en wetens niet heeft gedaan waartoe hij als bestuurder jegens zijn werknemers en jegens cao-partijen gehouden was, teneinde te verzekeren dat de cao-bepalingen en de handhaving daarvan wordt nageleefd. De bestuurder reageerde daarbij uiterst laconiek en afhoudend ondanks herhaalde sommatie van SFM om de cao-overtredingen te corrigeren. Daarbij komt dat de bestuurder op de hoogte was van de claims van SFM en desondanks tot ontbinding van de vennootschap is overgegaan zonder dat een vereffening heeft plaatsgevonden, waardoor de bestuurder in persoon heeft bewerkstelligd dat SFM zich als schuldeiser niet meer op het vermogen van de vennootschap kan verhalen.

Conclusie

Op grond van het voorgaande wordt de vordering van SFM tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding door de kantonrechter toegewezen, met dien verstande dat deze wordt gematigd. Dit met name omdat de vorige bestuurder misbruik lijkt te hebben gemaakt van het gebrek aan overzicht, inzicht en gebrekkige bestuurlijke competentie van zijn opvolger. In het verlengde hiervan wordt de vordering van SFM tot het corrigeren van de overtredingen op straffe van een dwangsom niet toegekend omdat het niet in de macht van de bestuurder ligt om hieraan te voldoen.