Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
De werknemer heeft recht op 23 vakantiedagen, op basis van een fulltime dienstverband.
De medewerkers die op 1 januari 2018 al in dienst waren en recht hadden op meer dan 23 vakantiedagen behouden dat recht. In geval van parttime medewerkers en M.U.P.-krachten wordt het recht op vakantiedagen bepaald naar rato van het aantal verloonde uren.
Indien de werknemer overuren maakt worden hierover geen vakantiedagen opgebouwd.
Om in geval van een parttime medewerker of een M.U.P.-kracht het recht op vakantiedagen te kunnen berekenen, moet werkgever het aantal verloonde uren per betalingsperiode vermenigvuldigen met 8,85% (23 vakantiedagen = 23 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 8,85%) (bij 23 vakantiedagen).
Bestaande rechten, voor zover er sprake is van opvolgend werkgever als bedoeld in artikel 3.2.1 en 3.4.1, alsmede bestaande rechten van werknemers die op 1 januari 2018 reeds in dienst waren bij werkgever, worden gerespecteerd, dat wil zeggen:
25 vakantiedagen = 25 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 9,62%
26 vakantiedagen = 26 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 10,00%
27 vakantiedagen = 27 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 10,38%
Onder bestaande rechten in bovenstaande alinea wordt verstaan: het aantal vakantiedagen zoals opgenomen op de laatste loonstrook dan wel laatste vakantiekaart.
Toelichting op vakantiedagen
De werknemer die op 1 januari 2018 al in dienst was en meer dan 23 vakantiedagen had, behoudt dit aantal vakantiedagen.
Indien een parttime werknemer 30 uur verloond krijgt per betalingsperiode, is bij een recht op 23 vakantiedagen het recht op vakantiedagen 30 x 8,85% = 2,66 uur.
Artikel 4.1 bepaalt de vakantierechten van werknemer in tijd. De eventuele uitbetaling van verlofdagen wordt geregeld in artikel 1.6.2 en artikel 4.2.